Helft Nederlanders vermijdt vieze toiletten op het werk
Ruim één op de 4 ondervraagden beoordeelt hun kantoortoilet als onhygiënisch. Vooral mannen vinden de toiletten op het werk vaker vies. Dat is niet prettig, aangezien zij regelmatig het toilet op het werk gebruiken voor een extra pauze of om collega's of werk te ontvluchten. Opvallend is dat een groot deel van de respondenten zelfs een bezoek aan het toilet uitstelt tot thuiskomt. De oorzaak hiervan is de slechte staat van toiletten maar liefst 60% van de vrouwen en bijna de helft van de mannen houden het liever op. Een kleine groep werknemers (13%) vermijdt de toiletten gedurende een werkdag helemaal. De behoeften zijn duidelijk: het liefst zijn er voldoende toiletten aanwezig (89%), die schoon en hygiënisch zijn (81%). En bij voorkeur zijn er dan afgesloten, geluidsdichte cabines voorhanden, waar niemand elkaar kan zien of horen (72%).
Top 5 grootste ergernissen met betrekking tot toiletten op de werkplek:
1. Onhygiënische / vieze toiletten (64,8%)
2. Onfris ruikende toiletruimte (61,2%)
3. Ontbrekend toiletpapier (54,5%)
4. Ontbrekende mogelijkheid om handen af te drogen (32,5%)
5. Ontbrekende of groezelige handzeep (28,4%)
Schoon toilet uithangbord
Vier op vijf werknemers vinden dat schone toiletten mede als visitekaartje van het bedrijf dienen. Dezelfde groep beschouwt de staat van de toiletten zelfs als uithangbord voor de professionaliteit van het bedrijf. Zij zijn ervan overtuigd dat schone toiletruimtes van invloed zijn op de bedrijfservaring van bezoekers, bedrijfsrelaties en klanten van het bedrijf. De staat van toiletruimtes op het werk heeft ook invloed op de productiviteit: een vijfde van de werkenden geeft aan dat de staat van toiletgelegenheden op het werk van invloed is op de manier waarop ze hun werkzaamheden uitvoeren.
Over het onderzoek
Het onderzoek naar de waardering van de toilethygiëne op het werk is uitgevoerd door onderzoeksbureau PanelWizard, in opdracht van hygiëne-aanbieder Tork. Aan het onderzoek namen 931 respondenten deel van 30 jaar en ouder. Hierbij is rekening gehouden met een reële spreiding in geslacht, leeftijd, gezinssituatie en opleidingsniveau.