Uienteelt in Scandinavië uit de kinderschoenen
Groot en Slot en Bejo levert.
Denemarken telt een veertigtal uientelers, die samen zo'n 1.550 hectare uien telen. Dat areaal is onderverdeeld in 1.200 hectare zaaiuien, 250 hectare plantuien, 50 hectare perspotuien en tot slot nog 50 hectare stengeluien voor de dagelijkse versmarkt. Op het programma stond een bezoek aan Asalift, een machinebouwer voor agrarische producten, zoals uien- en peenrooiers, en een bezoek aan vier verschillende telers, die respectievelijk 50 tot 250 hectare uien verbouwen; vaak samen met nog een groot aantal andere groenten, zoals sla, kool, peen en aardappelen. De telers hebben hun onderneming strak georganiseerd. Een van de bezochte bedrijven levert dagelijks verse uien aan de supermarkten. De uien worden met de hand geoogst, schoongemaakt en gebost. In Nederland zie je dat met de stengelui. Opvallend was dat bijna alle telers de producten zelf voor de supermarkten klaarmaken. Daar waar wij in Nederland de verwerking dus bijna altijd uitbesteden, houdt de Deense teler dat liever in eigen hand. Zo'n 85% van alle Deense uien is bestemd voor consumptie in eigen land, de rest gaat naar het buitenland. Een van de ondernemers vertelde dat hij jaarrond aan een Duitse supermarktketen levert. Als zijn eigen product op is, probeert hij bestellingen eerst met productie uit eigen land aan te vullen alvorens hij gaat importeren.
Scandinaviërs gaan voor de volle honderd procent voor kwaliteit. Hun eindverbruiker is namelijk bekend en die stelt hoge eisen aan de kwaliteit. Vandaar dat de telers in het algemeen minder stikstof geven, ze groener oogsten en niet het loof klappen. Door niet te klappen verspreid je de koprotschimmel ook niet, waardoor het risico van koprot veel kleiner is. Deze trend zien we in alle Scandinavische landen.
Denemarken richt zich meer en meer op de export naar de omliggende landen. De
belangrijkste markt is voor 80% nog steeds de binnenlandse supermarkthandel. Daarnaast trekken landen als Duitsland, Oost-Europa en Zweden aan het Deense product. De belangrijkste gele rassen zijn Hytech, Armstrong, Hyskin en Hypark en de rode Red Baron en Red Tide. De grootste concentratie uientelers vind je op het eiland Funen. Er worden voornamelijk zaaiuien geteeld. Diverse telers telen echter ook plantuien of transplantuien om daarmee hun seizoen te
vervroegen.
Noorwegen is door zijn noordelijke ligging bijna niet geschikt voor het telen van zaaiuien. 90% van het uienareaal bestaat uit plantuien. De eerstejaars plantuien worden door Noorse telers zelf geproduceerd, omdat zij de grenzen zo veel mogelijk gesloten houden voor de import van eerstejaars plantuien. De Noorse markt vraagt om een ui in de maat 60 mm plus. Deze worden tot begin juli bewaard. Gemiddeld halen de telers met plantuien een meeropbrengst van 25-30% ten opzichte van zaaiuien, zonder afbreuk te doen aan de bewaarkwaliteit. De verschillen in vroegheid tussen de diverse rassen is in Noorwegen totaal anders dan in Nederland. Hypark is een van de vroegste rassen en is bezig uit te groeien tot een zeer belangrijk ras op de Noorse markt. Door een intensieve promotie van uien, waarbij onder andere koks op tv de gezondheidseffecten van de ui roemen, zien we dat de binnenlandse consumptie in Noorwegen de laatste drie jaar met 25% is toegenomen. De verwachting is dat dit nog verder gaat stijgen.
Zweden ontwikkelt zich redelijk goed. Naast de traditionele plantuienrassen zie je veel transplantuien. Telers gebruiken deze voor de schillerij en om het oogsttraject te verlengen. De teeltgebieden concentreren zich tot Zuid-Zweden en het eiland Öland. Op dit eiland worden al generaties lang uien geteeld. Dat uit zich in een hoge ziektedruk van fusarium en witrot. Zweden moet het in tegenstelling tot Denemarken alleen hebben van de binnenlandse markt.
Finland gebruikt net als Noorwegen, vanwege de noordelijke ligging dus, bijna alleen maar plantuien. Maar waar in Noorwegen bijna uitsluitend plantuien van het Rijnsburger assortiment worden gebruikt, gebruiken ze in Finland de echte plantuien, die geen preparatie nodig hebben. Alleen in het uiterste zuiden van Finland is het mogelijk om zaaiuien te telen. Ook hier zweren ze meer en meer het afklappen van het uienloof af.
Naast traditionele plantuien worden er ook uien geteeld voor bosuien. Deze uien worden voornamelijk in tunnelkassen geteeld. Traditioneel vaak al tientallen jaren op dezelfde grond. Direct achter deze teelt zaaien de telers een groenbemester in en ploegen ze deze groen onder. De ondergeploegde groenbemester werkt op deze manier als een biologisch grondontsmettingsmiddel. Bij het verrottingsproces van de
groenbemester komen gassen vrij die een schimmeldodend effect hebben. De strenge winters dragen hun steentje bij aan het verbeteren van de structuur van de grond.
Bron: Uien Magazine, De Groot & Slot