Nederland intensiveert de samenwerking met de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen om misstanden bij arbeidsmigranten tegen te gaan. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daar afspraken over gemaakt met de Duitse deelstaatministers Laumann van Arbeid, Volksgezondheid en Sociale Zaken en Scharrenbach van Binnenlandse Zaken, Lokaal Bestuur, Bouw en Gelijkheid.
In een digitaal overleg hebben de ministers de situatie rondom arbeidsmigranten in de grensregio’s besproken. Zij zijn van mening dat in het bijzonder de werk- en woonomstandigheden van de werknemers moet worden verbeterd.
Koolmees is blij met het recente initiatief van Nordrhein-Westfalen om een grensoverschrijdende corona-taskforce op te richten. Via dit platform hebben Nederland, Duitsland en België informatie uitgewisseld over corona-maatregelen in de grensregio’s en ervoor gezorgd dat maatregelen op elkaar afgestemd zijn.
Er zijn arbeidsmigranten die in Nederland werken, maar in Duitsland wonen en omgekeerd. Dat maakt controle op bijvoorbeeld hun huisvesting ingewikkeld. Daarom is besloten om de samenwerking tussen de inspecties te verbeteren. Bijvoorbeeld door samen inspecties uit te voeren; daarbij ligt de focus op de vleesindustrie, de bouw en distributiecentra.
Daarnaast is afgesproken om meer informatie te delen tussen Nordrhein-Westfalen en Nederland over huisvesting door werkgevers in de grensregio. Doel is om te voorkomen dat arbeidsmigranten in slechte huisvesting terecht kunnen komen. Ook gaat Nederland samenwerken met de Duitse deelstaat op het gebied van informatievoorziening voor arbeidsmigranten.
Informatie over de rechten en plichten voor werknemers moet op een laagdrempelige manier beschikbaar zijn voor arbeidsmigranten aan beide kanten van de grens. Deze week is daarom ook vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een website gelanceerd met informatie over werken en wonen in Nederland. De informatie op deze website wordt ook vertaald naar onder meer het Pools en Roemeens en later naar andere talen.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid