Gewasbescherming in de land- en tuinbouw ligt steeds meer onder een maatschappelijk vergrootglas. De samenleving en de markt stellen hogere eisen aan het gebruik van chemische middelen. Tegelijkertijd blijven er door het toelatingsbeleid en de marktwerking minder gewasbeschermingsmiddelen over. De vraag dringt zich op: blijft de sector afwachten en in de verdediging of grijpt ze zelf de regie? Hier gaat sectormanager Tuinbouw Bernd Feenstra van Rabobank in een opiniestuk op in.
Gewasbescherming onder het maatschappelijke vergrootglas
Gewasbescherming in de land- en tuinbouw ligt steeds meer onder een maatschappelijk vergrootglas. Markt en samenleving kijken kritischer naar het gebruik van (chemische) gewasbeschermingsmiddelen. Het debat is gepolariseerd en beeldvorming speelt een rol bij de verschillende standpunten. Er is een groep die vanuit zorg over het milieu of gezondheid vindt dat de landbouw 'gifvrij' moet worden, terwijl de voorstanders van gewasbescherming benadrukken dat we hierdoor de 'meest duurzame landbouw' en 'het veiligste voedsel ter wereld' hebben. De waarheid ligt zoals vaker ergens in het midden: feitelijk en genuanceerd. Drie praktijkvoorbeelden.
1. Sterke daling in de verkoop van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen
In mei 2019 stelde de Europese Commissie indicatoren vast voor gewasbescherming, waarmee trends in de verkoop van werkzame stoffen (in kilogram) kunnen worden gevolgd (HRI 1). Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) berekent en publiceert de trends voor Nederland in de zogeheten Harmonised Risk Indicator. In de afgelopen tien jaar is de verkoop van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen met meer dan 50% afgenomen.
2. Bloembollen: veel minder residuen op voorjaarsbloeiers
Pesticide Action Network Netherlands (PAN-NL) is een stichting die zich inzet voor het uitbannen van schadelijke bestrijdingsmiddelen in de landbouw en andere sectoren. Daarnaast streeft PAN-NL naar meer transparantie over het gebruik van bestrijdingsmiddelen door de overheid. Om deze doelen te bereiken, voeren ze actief campagne. In de herfst van 2021 onderzocht PAN-NL monsters van voorjaarsbloembollen op resten van bestrijdingsmiddelen. Om te bepalen of de bloembollen veiliger zijn geworden, deed PAN-NL in 2024 een nieuwe steekproef.
Uit het onderzoek van 2024 bleek dat de bloembollen nu aanzienlijk minder residuen bevatten. In de dertien onderzochte monsters gangbare bloembollen werden gemiddeld 1,7 verschillende residuen aangetroffen, met een gemiddeld gehalte van 0,15 mg/kg. Ter vergelijking: in 2021 bevatten de 21 onderzochte monsters gemiddeld 6,7 verschillende residuen met een gehalte van 0,92 mg/kg.
PAN-NL zei blij verrast te zijn dat in de onderzochte voorjaarsbloeiers relatief weinig bestrijdingsmiddelen zijn aangetroffen. De resultaten tonen volgens PAN-NL aan dat het mogelijk is om bloembollen residu-vrij of residu-arm te telen. Hoewel er sinds 2021 vooruitgang is geboekt, benadrukt de organisatie dat telers verdere stappen moeten zetten om veilig plantmateriaal te produceren, niet alleen voor hun eigen gezondheid, maar ook voor het bodemleven en de insectenpopulatie. PAN-NL stelt voor dat overleg en uitwisseling met telers die zonder chemische middelen werken nuttig kan zijn.
3. Wisselend beeld bij rechterlijke uitspraak over gewasbescherming
In de zomer van 2023 spanden omwonenden een kort geding aan tegen een lelieteler in Drenthe vanwege het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en mogelijke gezondheidsrisico's voor omwonenden. Hoewel de gebruikte middelen wettelijk waren toegelaten, stelde de rechter een nalatigheid vast in het beleid. Er was namelijk geen onderzoek gedaan naar de zogenoemde 'cocktailwerking' en de mogelijke gevolgen hiervan voor de volksgezondheid.
De kantonrechter bepaalde dat de teler uit voorzorg per direct moest stoppen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Door de uitspraak konden gedurende zes weken geen bespuitingen plaatsvinden, wat gevolgen had voor de groei en kwaliteit van het gewas. In hoger beroep werd het vonnis deels herzien. De rechter hield rekening met het feit dat de teler 75% biologische middelen gebruikte, moderne technieken toepaste voor middelen- en driftreductie (99% reductie) en bufferzones had ingericht met onder andere mais, bloemenweiden en biologische bollenteelt. Daarnaast was de teler aangesloten bij het programma Duurzame Bollenteelt Drenthe en had de teler verklaard de komende zeven jaar geen lelies meer te telen op deze percelen.
De afgelopen jaren is het aantal rechtszaken toegenomen, met een focus op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door bollentelers met percelen vlak bij woonwijken of natuurgebieden. Tot nu toe hebben rechterlijke uitspraken alleen directe gevolgen voor individuele telers, waarbij de financiƫle impact aanzienlijk kan zijn. Op de lange termijn kunnen echter alle boeren en tuinders in Nederland worden getroffen als jurisprudentie leidt tot extra beperkingen op het gebruik van gewasbescherming.
Afgedwongen regulering accepteren of zelf de regie pakken?
De actualiteit vraagt om stappen vooruit door de land- en tuinbouwsector. Idealiter gezamenlijk: een kruisbestuiving tussen alle sectoren. Blijft de sector in de verdediging, of neemt zij zelf de regie met een ambitieus aanvalsplan? Strengere Europese wetgeving en steeds strengere markteisen zorgen ervoor dat boeren en tuinders minder chemische gewasbeschermingsmiddelen tot hun beschikking hebben. Steeds meer chemische middelen verdwijnen van de markt, onderzoek naar nieuwe producten stagneert, en zelfs de toelating van groene (biologische) alternatieven hapert. Dit alles leidt tot een verdere afname van beschikbare chemische gewasbeschermingsmiddelen. Of boeren en tuinders het nu leuk vinden of niet. Een defensieve houding past niet meer en brengt zelfs het bestaansrecht in gevaar. Proactief handelen is nu noodzaak om de controle over gewasbescherming te herwinnen en om maatschappelijk draagvlak voor een moderne en duurzame land- en tuinbouw te behouden.
Kansen voor de sector liggen op korte termijn vooral bij het formuleren van een duurzaamheidsagenda met ambitieuze, bovenwettelijke doelstellingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Als deze agenda voldoende ambitie toont, zal Rabobank de sector hierin met woord en daad (blijven) ondersteunen. Kortom: grijp de regie met krachtige, bovenwettelijke doelen.
Minder gewasbescherming: van noodzaak naar strategisch voordeel
Als de sector blijft afwachten, zullen markt, overheid of omwonenden met nog meer restricties komen. De wereld verandert continu; zie de kansen als boer of tuinder en zoek nieuwe oplossingen! Op het eigen erf kan al veel bereikt worden met een integrale aanpak van weerbare teelt, rassenkeuze en technologie.
Door zelf uniforme en duurzame KPI's (kritieke prestatie indicatoren) te formuleren, behouden agrarische ondernemers hun keuzevrijheid. Voor chemische onkruidbestrijding kun je bijvoorbeeld (nog) ambitieuzere doelen stellen dan voor chemische schimmelbestrijding. Laat boeren en tuinders ook individuele keuzes maken in het reduceren van gewasbescherming tegen onkruid, schimmels, plaagdieren of bacterieziekten. Zorg er bovendien voor dat deze doelstellingen en KPI's zo goed mogelijk aansluiten op bestaande duurzaamheidsinitiatieven die al op het boerenerf landen, zoals de Eco-regeling 2024, de open bodemindex en de Biodiversiteitsmonitor.
Met eigen regie ontstaat ook ruimte om gerichte vragen te stellen aan marktpartijen en overheid. Voor ketenpartners: zijn jullie bereid om mindere kwaliteit te accepteren en minder productie te compenseren bij een forse vermindering van (chemische) gewasbescherming? En voor de overheid: versnel de toelating van laag-risico stoffen en groene chemie, formuleer een stabiel en langjarig doelenbeleid, uniformeer samen met marktpartijen de KPI's voor verduurzaming, en ondersteun ondernemers, onderzoek en onderwijs in het verminderen van verminderen van chemische gewasbescherming.
De grote vraag is dus: ga je voor de aanval of blijf je in de verdediging?
Bron: Rabobank